Een politieke vriend is niet meer. Zijn overlijden schokt niet alleen zijn gezin met zijn echtgenote Chris en de kinderen Katrien en Sanne. Hij was een man van links- en Vlaams engagement in woord, geschrift en daad. Hij laat ons een grote erfenis achter, een erfenis van inspirerende herinneringen en idealen die één mensenleven overstijgen.
Inspirerende herinneringen
De laatste keer dat wij Joost spraken, enkele weken geleden, vast gekluisterd op een ziekbed thuis in Ledeberg-Gent, gaf hij nog een montere indruk. Omgeven door de liefdevolle zorgen van zijn echtgenote Chris. Zijn gezicht met wat blos, zijn ogen blonken, de laptop in de hand, het spreken en het geheugen nog helder, ‘to the point’. Af en toe nippend aan een glas fruitsap. Met die vaststelling alléén, kon je niet vermoeden dat een dodelijke ziekte zijn lichaam volledig in haar greep had tot het overlijden erop volgde op 28 oktober 2019. Op 9 november zal plechtig afscheid genomen worden in het rouwcentrum ‘Westlede’ te Lochristi.
Woelige familiegeschiedenis
De familiegeschiedenis van Joost was niet zonder drama. Zijn ouders werden geconfronteerd met de repressie na WOII wegens hun Vlaamsgezindheid in een beweging en omstandigheden die in die periode ontspoorden. De ouders van Joost kwamen uit een ‘geletterde’ familie. Niet evident in een Vlaanderen waar de taalgrens tegelijk een sociale grens was. En opkomen voor de Nederlandse taal een daad van verzet was tegen de toen heersende franskiljonse klasse. Langs moederszijde, was grootvader René De Clercq (1877-1932) een flamingantisch taalleraar en literator. In WOI was R. De Clercq verbonden aan de “activistische” stroming in de Vlaamse Beweging die met de steun van de Duitse bezetters de Vlaamse onafhankelijkheid probeerden te realiseren via de ‘Raad van Vlaanderen’. Hij werd ter dood veroordeeld, vluchtte naar Nederland waar hij later stierf. Hij schreef gedichten, liederen, passend binnen de Vlaamse- en de arbeidersbeweging. Anseele zag in hem de enige potentiële dichter van de socialistische beweging. Langs vaderskant waren grootmoeder en grootvader onderwijzers. Joost zou daar ook de talenten van krijgen: zijn verteltalent en het omgaan met schriftelijke bronnen in zijn passie voor geschiedenis (zie verder).
Zijn ouders waren, afkomstig van West- Vlaanderen, naar Sint- Niklaas verhuisd, in een soort ballingschap om een nieuw leven op te bouwen. In Sint-Niklaas vond vader Herman Vandommele (1921-2016) werk en een inkomen als bediende bij een Amerikaanse firma IMC waar machines voor het produceren van conservenblikjes werden gemaakt voor de wereldmarkt. (Vader Vandommele werkte zich op tot marktonderzoeker. Gezien zijn functie waarin hij werkte kwam hij wereldwijd in contact met de groenten- en fruitsector. Hij schreef er een cultureel-historisch naslagwerk over).
Joost, kind en tiener
Joost werd geboren in 1956 in de stad Sint-Niklaas. De tijd van de naoorlogse wederopbouw, het begin van de opbouw van de welvaartsstaat en van de Koude Oorlog. Joost kende als kind een gelukkige jeugd in één van de vele parochies in de stad, de Kristus Koningparochie. Na de extreemrechtse ontsporing in WOII kreeg het democratische -, progressieve flamingantisme een nieuwe start waaraan Joost zich kon laven. In het Waasland waren de democratisch-progressieve ankerpunten: Maurits Coppieters ( 1920-2005) en Nelly Maes (foto), Roger Van Ranst,…met in hun zog onder meer de veel jongere Lieven Dehandschutter (momenteel burgemeester van Sint-Niklaas).
Bij elke tiener met een ontluikend bewustzijn zijn er meestal ‘coups de foudre’ die een onuitwisbare invloed op je verder leven hebben. Bij Joost kwamen in onze gesprekken steeds twee ervaringen terug. In het atheneum, in het vierde middelbaar, had hij een vriend een zekere Willy Van Dosselaer, hij las het socialistisch dagblad ‘Vooruit’ en was Belgisch gezind. Hij sprak tegen Joost over familieleden die hij verloren had in een nazi- concentratiekamp. Joost was daarover geschokt. Hij zou voor altijd het fascisme verwerpen en vriend worden met zijn schoolmaat Willy. Joost leerde later een meisje kennen waarmee het klikte en huwde. Het was Chris De Wolf, die opgegroeid was in een totaal ander milieu dan Joost: ze is de dochter van ouders die in het verzet waren tijdens WOII. Ze baatten bij het station van Dendermonde een druk café uit, in een soort Allo-Allo situatie uit de gekende televisiereeks. Een tweede ‘coup de foudre’, leerde hem de klassenverhoudingen kennen in Vlaanderen. Rechtover het ouderlijk huis van Joost woonde een buur, een schrijnwerker, een zekere Van Spittael die werkte op de scheepswerf Boel aan de Schelde in Temse. Op een avond bezocht Joost hem met vader en vond hem in tranen. Het bleek dat de baas van de werf samen met enkel andere topvaklui gevraagd had voor hem een luxejacht in te richten. Van Spittael en zijn kameraden hadden er heel hun hart en kunnen ingelegd, maandenlang. Toen de vrouw van de baas kwam kijken naar het resultaat stond het gepresteerde werk haar niet aan. Van Spittael en zijn collega’s mochten de vrucht van hun arbeid op een vuurtje gooien, verbranden en opnieuw beginnen! Dat was voor de tiener Joost ongehoord. Van dan af is Joost weliswaar van thuis uit flamingant, maar evenzeer socialist geworden. Het herinnert me aan de uitspraak van een gekend Vlaamse socialist die zegde dat ”de gave van verontwaardiging voor sociale onrechtvaardigheid de eerste vereiste is om een authentiek socialist te worden”.
Duizendpoot
Joost verhuisde in 1974 na zijn middelbare studies naar Gent om er aan de universiteit geschiedenis te studeren. Wegens een toen onbekende zenuwaandoening moest hij afhaken. Joost zocht werk en kwam terecht bij de spoorwegen. Eigenlijk was het zijn geluk want hij kon in onafhankelijkheid zijn historische interesses ontwikkelen.
Hij werkte als ‘spoorman’ op de personeelsdienst van de NMBS- Gent. Van binnenuit zag hij hoe een overheidsbedrijf werkt. Hij werd militant van de socialistische vakbond ACOD- Spoor. Joost was een duizendpoot in het progressief Vlaams militantenwerk in de jaren zeventig- tachtig van vorige eeuw. Als jongeman was Joost actief in links Vlaamsgezinde actiegroepen. Zo ondermeer in de jaren zeventig in de Werkgroep Arbeid opgericht door zijn vriend Pol Van Caeneghem, de werkgroep rond het tijdschrift van Jan Olsen ‘Het Pennoen’. Bezige bij Jan Olsen organiseerde in de jaren tachtig colloquia waar Joost actief aan deelnam. Eén van de colloquia ging over een “Vlaams Progressief Alternatief”. De bedoeling was om samen met Maurits Coppieters het terrein te verkennen om een zoveelste Vlaamse frontvorming te overwegen (Tien jaar later in 1996 zal ‘Het Sienjaal’ gelanceerd worden door M. Coppieters en de sociaaldemocraat Norbert De Batselier). In de jaren tachtig van vorige eeuw kregen de kommunisten een sterkere Vlaamse reflex, o.l.v. van de Gentenaar en Vlaams voorzitter Jef Turf. Vlaamse kommunisten knoopten terug aan met de vooroorlogse periode waarin zij als Vlaamse KP ook naar de IJzerbedevaart trokken als symbool van hun invulling van het Vlaams autonomiestreven (in navolging van bijv. Jef Van Extergem, 1898-1945). Dat initiatief gaf een vonk bij Joost, en hij werd militant van de KP- Gent. In de jaren tachtig schreef Joost regelmatig voor het weekblad de Rode Vaan. In 1992 kreeg het tijdschrift Meervoud een nieuwe start o.l.v. Christian Dutoit (1956-2016). Hier ook leverde hij regelmatig bijdragen. Hij was lid van het bestuur van het Priester Daensfonds, lid van het Masereelfonds, en actief als bestuurslid in het René De Clercq genootschap vanaf 1989 (na de opening van het museum in 1991 wierp Joost zich op het historisch onderzoek door bijdragen in de Nieuwsbrief, het schrijven van brochures en het organiseren van tentoonstellingen).
Joost was een duizendpoot, ook in zijn recent links-flamingantisch engagement. Het uitte zich in columns voor de progressief Vlaamsgezinde netwerkgroep Vlinks plus zijn gewaardeerde toespraken op sociaal-flamingantische trefdagen. Sinds de oprichting van de links soevereinistische Vlaams-Socialistische beweging (V-SB) in 2007 was Joost er ook actief lid. Zo hielp hij de links-Vlaamse traditie voortzetten, maar werkte ook mee aan het voortleven van het geheugen van die traditie (bijv. de herdenking van de moord op Herman Van den Reeck), maar ook de traditie van de internationale solidariteit bij de dertigste verjaardag van de Ierse republikeinse hongerstakers van 1981.
De inter-nationale solidariteit ontbrak immers niet bij Joost. Vooral solidariteit met Noord- Ierland, waar een bloedige burgeroorlog kankerde tussen het IRA en de Britten. Hij reisde dan ook regelmatig naar (West)Belfast vanaf 1973 met de werkgroep Arbeid van zijn vriend Pol Van Caeneghem, later voor het Ierlandcomité, en dit tientallen keren, logerend bij particulieren. De links nationalistische partij Sinn Fein is tot vandaag invloedrijk waarmee Joost goede contacten had (cfr. Gerry Adams, foto, °1948, de historische leider die recent op pensioen ging ). Joost is er fier op dat hij zijn steentje heeft bijgedragen aan het Goede Vrijdag Akkoord van 1998. Hij gaf de kameraden van Sinn Fein in Vlaanderen onderdak en voedsel, toen zij in Brussel discrete, voorbereidende gesprekken voerden over een mogelijke wapenstilstand en een vredesakkoord.
Naast de vele artikelen, voordrachten, brononderzoek, was het magnum opus van Joost, zijn boek over de sociale geschiedenis van: “Gent, een bakermat van democratie en socialisme” (foto). In maart 2017 werd het boek voorgesteld voor een breed publiek in het historische vakbondsgebouw van het ABVV op de Vrijdagmarkt in Gent. Ik denk dat Joost de eerste is die het klaarspeelde zoveel mensen uit de vakbond en de Vlaamse beweging samen te verzamelen. Het was toen een feestdag voor het linkse flamingantisme.
Joost was sinds juni 2004, gediplomeerd gids geworden van Gent met de nodige historische kennis. Het boek over de geschiedenis van Gent is het resultaat van twintig- dertig jaar voordrachten, bronnenonderzoek, gidsbeurten in Gent en artikels. ‘Boek’ is hier niet het juiste woord. Dat is te banaal voor het gepresteerde werk. Het is een boek, maar ook een naslagwerk met schitterende tekeningen, foto’s van gebouwen, gravures en 22 gedichten van zijn grootvader René De Clercq. Zijn vrouw Chris en de kinderen Katrien en Sanne zijn trots op het resultaat dat hun vader, vastberaden en met monnikengeduld, had klaargespeeld (foto). Het naslagwerk is ook een postuum eerbetoon aan zijn grootvader René De Clercq. In het naslagwerk wordt bijv. het monumentale schilderwerk van Hendrik Luyten (1859-1945) prachtig afgedrukt, met name een triptiek: De Werkstaking in de Borinage van 1886. Het ergerde Joost mateloos dat deze triptiek die in de jaren 1890 verschillende Europese Biënnales haalde, ligt te verkommeren in de kelders van het Museum voor Schone Kunsten (MSK) in Antwerpen. Joost opperde mij ooit het voorstel om dit wereldkunstwerk in één actie letterlijk naar boven te halen en zijn plaats te geven in een Vlaams museum. Het bleef niet bij intenties in andere uitdagingen. Door tussenkomst van Joost bij de directie van de Bond Moyson, werd het door de socialistische beweging verwaarloosde grafzerk van Emile Moyson (1838-1868), op het hoofdkerkhof Robermont in Luik- Bressoux, gerenoveerd. Door de directe actie, samen met het Masereelfonds Gent en het AMSAB,, werd een standbeeld opgericht van de toondichter van de ‘Internationale’ , de in Gent geboren kommunist Pierre De Geyter (1848-1932). Joost had vanop zijn ziekbed nog plannen om in zijn gemeente Ledeberg een standbeeld op te richten ter herinnering aan de “patattenoproer” eind juli 1941 (wat volgens hem in het Gentse als de eerste opstand tegen de Duitse nazi- bezetter kan beschouwd worden). Ik noem Joost een wandelende encyclopedie van de sociale geschiedenis van Vlaanderen. Wel, met zijn schitterend naslagwerk over de sociale geschiedenis van Gent, wordt de kroon op het werk gezet. We zijn er zeker van dat het de tijd zal trotseren en voor velen een leesboek, kijkboek en studieboek zal zijn.
Joost was een gedreven man, met veel emoties, niet extrovert, maar met een grote innerlijke kracht. In een toespraak(2013) voor het Masereelfonds, afdeling Sint-Niklaas, onder de titel “Daens of Dalrymple” stelde hij “Authenticiteit is een schaars goed vandaag. Ik draag ze hoog in het vaandel. Ik draag niet graag iemand anders’ kleren. Te veel fictieve, virtuele, onechte toestanden leiden tot geestesziekten. Echte authenticiteit kun je ook vinden in het volkse, ongecompliceerd, rechtuit en zonder veel effect zoekerij. Volgens mij heeft de moderne mens nood aan waarachtigheid”. “Zijn” was voor hem belangrijker dan “lijken”. Joost bleef optimistisch om, de emancipatie van Vlaanderen in een doorgedreven economische democratie of socialisme en de identiteitsvormende culturele democratie, te laten samengaan. “En als de meerderheid in Vlaanderen thans rechts is, en dreigt Dalrymple om de hoek, is het aan ons om het tij te keren. Ik blijf geloven in eigen kracht”.
We eindigen waarmee we begonnen zijn: Joost in zijn laatste weken op het ziekbed. Het is in wat volgt tekenend voor de passie en doorzettingsvermogen van Joost. Een aantal weken voor zijn overlijden schreef hij, in de weinige goede momenten, een drietal bijdragen bestemd voor de zomer van 2020 over belangrijke gebeurtenissen 100 jaar geleden in 1920. Gebeurtenissen die in het collectieve geheugen van Vlaanderen hun plaats hebben. Het gaat over de moord op de linkse flamingant Herman Van den Reeck (1901-1920) in Antwerpen op 11 juli 2020, en de 11 juli toespraak in Gent van de socialist Kamiel Huysmans (1871-1968).
Geschiedenis is overwegend een verhaal van de huidige heersende klasse. Haar wereldbeeld wordt ingeplant bij het volk via machtige instituten (media, pers, reclame, onderwijs, sociale organisaties) om volgzaamheid, conformisme te produceren. Joost heeft er zijn leven aan besteed om het volk zijn eigen geschiedenis te laten lezen. Volgens ons een noodzakelijke voorwaarde voor de emancipatie van de Vlamingen. We mogen hem er dankbaar voor zijn.
Miel Dullaert
08/11/2019