Vaak wordt gezegd dat waar drie Vlamingen samen zijn op het einde van de samenkomst wordt besloten een vereniging op te richten. Het is één van de typische kenmerken van de Vlaamse natie: via duizend en één combinaties bestaat er een rijk verenigingsleven (recreatie, diensten, volksontwikkeling, machtsverwerving,…). In een onafhankelijk Vlaanderen zal o.i. de rol die dit verenigingsleven speelt, ook sociaal middenveld genoemd, één van de cruciale factoren zijn om over een succesvol zelfstandigheidsverhaal van Vlaanderen te kunnen spreken.Drie grote tegenstellingen kenmerkten België vanaf zijn ontstaan: het conflict arbeid- kapitaal, vrijzinnig- katholiek en de communautaire tegenstellingen. Er ontwikkelde zich daarrond een kleurrijk mozaïek van verenigingen, van vakbonden , mutualiteiten tot Vlaamse strijdverenigingen, met massale ledenaantallen, waar lotgenoten of gelijkgezinden zich organiseerden en naar buiten traden met hun eisen in een mix van eigenbelang en collectieve belangen. De term die hiervoor gebruikt werd was “de verzuiling” , van de wieg tot het graf. Door de omvang van de organisaties, hun politieke invloed en de uitbreiding van hun taken in onderwijs, gezondheidszorg, bejaardenhulp, doen zuilorganisaties beroep op overheidsgeld. Ze werden een soort onderaannemers van het Belgische staatsbestel. De distributieve functie van de staat veroorzaakt een stroom van miljoenen euro’s naar allerlei dienstverlenende sectoren en bedrijven. Die stroom vormt de materiële basis van het sociaal middenveld dat zich binnen het nationaal (Belgisch) kapitalisme een plaats veroverd heeft sedert vorige eeuw. Het communitarisme vormt er het ideologisch raamwerk van. Communitarisme is de fameuze derde weg tussen liberalisme en socialisme.
Als gevolg van de crisis van de jaren dertig en door de strijd van de arbeidersbeweging zag in West-Europa een corporatistische verzorgings- of welvaartsstaat het licht na de tweede wereldoorlog (volgens de Deense socioloog Esping Andersen zijn er verschillende types verzorgingsstaten en rangschikt hij de onze (samen met Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Oostenrijk) bij het corporatistisch- continentale type. Het is o.i. kapitalisme waarin ten dele tegemoet gekomen wordt aan de sociale eisen van de werkende bevolking mits zij de macht van de kapitalistische elite aanvaarden en er mee samenwerken (consensusmodel i.p.v. klassenstrijd). Dat schiep in België, in Vlaanderen een verplichte sociale zekerheid en de diensteneconomie in het sociaal middenveld.
Vooral in Vlaanderen is de katholieke zuil daarvan de emanatie. Zo zijn de Broeders van Liefde een economische moloch in de diensteneconomie. Het begon in 1807 met de kloosterorde die de bejaardenzorg organiseerde. Nieuwe kloosterlingen stonden hun persoonlijk fortuin af aan de orde, zo groeide hun kapitaal. Dat gebeurde ook via schenkingen en legaten. Twee eeuwen later werken ze met overheidsgeld. Ze beheren vandaag o.m. 14 psychiatrische centra, 4 woon- en zorgcentra, 14 orthopedagogische centra voor personen met een handicap, 20 scholen voor gewoon basisonderwijs, 3 schoolinternaten, 12 scholen voor buitengewoon onderwijs. Ze stellen 10.600 personeelsleden te werk, ze bereiken in Vlaanderen en Wallonië 27.000 klanten. De Broeders van Liefde keren hun overschotten niet uit aan aandeelhouders, maar houden ze volledig binnen de organisatie om opnieuw te investeren. Naar het zeggen van de topman Raf De Rycke zijn ze niet uit op een zo groot mogelijk marktaandeel, ze aanvaarden dat er grenzen zijn aan de groei. De Rycke noemt zichzelf een sociale ondernemer, zijn bedrijf heeft een omzet die groter is dan tweederde van de bedrijven op de beurs (660 miljoen euro). Hij behoort tot de top tien van de grootste werkgevers, groter dan De Lijn, de multinationale filialen Johnson& Johnson en Volvo Gent in Vlaanderen. Hij leidt zijn bedrijf niet vanuit een glazen kantoorgebouw, maar vanuit een bescheiden bureau in Gent met een Mariabeeld op de kast en religieuze schilderijen aan de muur (Tijd, 8 mei jl.).
Emmaüs, waarvan gewezen vakbondsleidster en CD&V politica Inge Vervotte nu de grote baas is, heeft een omzet van 412 miljoen euro, Familiehulp 314, Ziekenhuis Netwerk Antwerpen 569 miljoen euro. De diensteneconomie in het sociaal middenveld gaat ruimer dan de traditioneel katholieke zuil. In een recente studie van de Nationale Bank wordt erop gewezen dat de rol van vzw’s en stichtingen, maar ook vakbonden, politieke partijen enorm is toegenomen de jongste tien jaar. De Nationale Bank onderzocht 17.800 verenigingen die eind 2008 samen goed waren voor een omzet van 28,5 miljard euro of goed 5% van het BBP. Daarmee doet de sector van de vzw’s beter dan de bouw- en financiële sector. Tussen 2000 en 2008 kwamen er in de “winstloze” economie 120.000 banen bij, of gemiddeld 15.000 per jaar. De diensteneconomie omvat natuurlijk nog veel meer dan vernoemde voorbeelden. Het gaat ook om het omvangrijke onderwijsbestel, de overheidstewerkstelling, de private dienstensector (advocatenkantoren,accountants,labo’s, consultancy,…). Bij zoverre dat de dienstensector ca 80% van de arbeidsplaatsen voor zijn rekening neemt en de tewerkstelling in industrie en landbouw ver achter zich laat.
Sinds het laatste kwart van de vorige eeuw heeft de dienstensector dus een gestadige groei gekend. Parallel hiermee werd ook het corporatistisch- socialiserend model uitgedaagd door een opleving van het neoliberalisme sinds de jaren tachtig van vorige eeuw. Het neoliberalisme staat voor een totale cultuuromslag. Niet alleen tegen elk socialistisch recept, maar ook tegenover het soort corporatisme dat wij hier kennen. Het neoliberalisme wil de welvaartsstaat vernietigen omdat in die doctrine de enig zaligmakende ordeningsprincipes zijn: “de gemeenschap bestaat niet, alleen het (competitief)individu”, samen met “de markt “ , waaraan de ethiek, de staat, het sociaal middenveld, en de gehele natie ondergeschikt zijn. Het neoliberale verhaal wil de staat omvormen tot een verzorgingsstaat voor banken (zie crisis 2008) en multinationals (sommige 0 euro belastingen). Het volk moet in dat verhaal voor onderwijs, zorg en gezondheid, bejaardenzorg, zijn plan trekken en alles zelf betalen in een geprivatiseerde omgeving waar enkel de resultaten voor de aandeelhouders tellen.
Tragisch is, dat in dat neoliberale verhaal ook de top meeging van de belangrijkste sector van het sociaal middenveld, het ACW die, met het spaargeld van “hun mensen” (zoals ze dat in die milieus zeggen) via Dexia, speculatieve operaties op getouw zette, met de dramatische gevolgen die we kennen. En bijv. de mutualiteiten die in de jaren tachtig van vorige eeuw ook het privé pensioensparen aanmoedigden. Of de politieke vertegenwoordigers van de christen- democraten en sociaal- democraten die jarenlang maatregelen namen die de sociale zekerheid uithollen en het liberale EU-project dragen. Ook het marktdenken nestelt zich vandaag meer en meer in de sector van het sociaal middenveld. Twee wegen worden daarvoor bewandeld: één, het besparingsverhaal voor het overheidsbudget omvat vnl. snijden in de budgetten voor het sociaal welzijn van de bevolking. Zo hebben bijv. onder druk van de besparingsmaatregelen van de regering Elio Di Rupo de ziekenhuizen in 2013 fors moeten besparen op hun budget. Het gaat om een besparing van 100 miljoen. Zowat 700 banen zullen sneuvelen. De kwaliteit van de ziekenhuizen gaat achteruit in Vlaanderen. Omdat er minder handen voor zorg aan het bed zijn.
In zijn boek “Identiteit” over de neoliberale ideologie en zijn negatieve gevolgen voor onze identiteit schrijft psychoanalyticus Prof. Paul Verhaeghe: “De combinatie tussen een, zeker in Vlaanderen, verbijsterende werkdruk, de concurrentie tussen verschillende disciplines, een kafkaëske regelgeving, en de noodzaak om nog méér winst te maken, maakt dat je beter uit het ziekenhuis kunt wegblijven –dat is wat meerdere artsen mij privatum vertellen. Naast het maximaliseren van de winst door een exponentiële toename van diagnostische onderzoeken en tal van overbodige behandelingen, beoogt elke bedrijf ook het minimaliseren van de kosten. Besparing op personeel is daarbij een constante, maar steeds meer gaat de voorkeur ook uit naar minderwaardig materiaal, van makkelijk scheurende en potentieel giftige borstimplantaten tot falende heupprotheses…”
Een tweede weg die wordt bewandeld is de privatisering van interessante brokken van de sociale diensteconomie. In de Vlaamse rusthuissector duiken steeds meer goudzoekers op van grote vastgoedinvesteerders die hun geld liever in rusthuizen stoppen dan in de stagnerende kantorenmarkt. Voor een commercieel rusthuis telt op het einde van de dag niet het welzijn van de bejaarde, maar de hoogte van het prijskaartje. Als hier en daar kan beknibbeld worden op het budget zal de directie het niet nalaten. Dus minder personeel, slechtere arbeidsvoorwaarden, een paar overuren meer, de verwarming een paar graden lager, weinig of geen animatie, vervangen van kaas door confituur, personeelsleden worden op de vingers getikt omdat ze “te veel” pampers gebruiken.
Zoals men boven kan vaststellen is de dienstenconomie, waarin het sociale middenveld een belangrijke rol speelt, een tewerkstellingsbron voor honderdduizenden Vlamingen en hun gezinnen. Maar het Europees gestuurde neoliberale marktdenken rukt op en wil het sociale in ‘social profit’ schrappen.
De ondernemers van een groot aantal Vlaamse social profit ondernemingen, hebben zich georganiseerd in een sectorvereniging, VERSO, Vereniging van Social Profitondernemingen. De VERSO vertegenwoordigt een twintigtal federaties en koepelorganisaties in de gezondheids- en welzijnszorg, het onderwijs en de culturele sector. Het gaat om in totaal om 372.000 arbeidsplaatsen in 13.800 instellingen en dienstenbedrijven. Het Vlaams overleg voor regelgeving en sociale akkoorden tussen werkgevers en vakbonden gebeurt in de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (SERV). De VERSO wil volwaardig lid worden van het bestuur van de SERV. Vooral omdat volgens directeur Bruno Aerts, “de zesde staatshervorming een scharniermoment is. Een groot deel van de nieuwe bevoegdheden voor Vlaanderen heeft betrekking op de social profit: gezondheidszorg, welzijn, gezinsbeleid, arbeidsmarktbeleid. Voor een goede beleidregie is de kennis van onze sector belangrijk. Het verantwoordt ook een volwaardige vertegenwoordiging van de social profit in het overleg van de SERV”(Knack, 2 januari 2013). De patroonsorganisaties Voka en Unizo wijzen dit voorstel af. Ze moeten bij ons aansluiten, zeggen ze. De patroonsorganisaties willen van een eigen smoel voor de sociale ondernemers niet weten. Voor hen is het beter dat ze opgenomen worden in hun organisaties zodat ze deze sector onder controle te krijgen en kunnen voorbereiden op privatiseringen voor goudzoekers van investeringsfondsen, voor vastgoedbaronnen, enz… Want sociale ondernemers zijn volgens het Voka-Unizo geen echte ondernemers omdat ze met subsidies werken en social profit privaat winstbejag voor aandeelhouders uitsluit.
Vraag: Hoe zal in een zelfstandig Vlaanderen omgegaan worden met de diensteneconomie en het sociaal middenveld waar tienduizenden Vlamingen hun inkomen verdienen en dat tegelijk meer dan honderd jaar vergroeid is met het Belgische machtscomplex?
Miel Dullaert