Boek- De verkeerde doden

De ‘Groote Oorlog’ van 1914-1918 was een vreselijke periode. Het boek dat voorligt is er de illustratie van. De historische roman van auteur Johan Van Duyse (*) “De verkeerde doden” gebruikt als aanknopingspunt de desertie van twee Franse soldaten. Het boek gaat over de twee soldaten die bij hen waren en in de loopgrachten achter bleven. Ze werden geëxecuteerd door het Franse leger, na een slordig proces omdat ze de desertie van hun twee kameraden niet verhinderd hadden en zouden geholpen hebben.

De twee soldaten Eloi-Felix Fabre en Albert Fuzier die niet deserteerden kwamen terecht aan de executiepaal en werden doodgeschoten, omdat zij de desertie van hun vrienden hadden mogelijk gemaakt en niet verhinderd hadden.  De deserteurs Etienne Miquel en Charles Peyre overleefden de oorlog. Na een aantal jaren gevangenisstraf en dwangarbeid, konden zij eind van de twintiger jaren vrij. Het boek is een overzicht van de officiële documenten en dossiers die de auteur heeft gevonden in de archieven van het Franse leger en de burgerlijke overheden.

Hij begint met de laatste brieven van Eloi Fabre aan zijn geliefde Lucie Salmon Ardent en zijn broer Edmond eveneens aan het front (die later zou sneuvelen). In zijn laatste brief (26 augustus 2015) aan zijn broer Edmond, schetst hij duidelijk de duivelse keuze die hij moest maken toen de deserteurs Peyre en Miquel naar de Duitsers vluchtten. “Ik denk niet dat ooit één soldaat op een deserterende kameraad zal schieten. De legerleiding verwijt ons dat we dat niet gedaan hebben. Zou het mijn leven gered hebben? Stel even dat ik toch geschoten had? Op Peyre en Miquel. Dan zou ik toch niet in het 163 gebleven zijn? Hoe zouden al die andere kameraden naar mij gekeken hebben? Ik weet het zeker. Ik zou uitgespuwd zijn en ook een proces gekregen hebben omdat ik geschoten had en omdat ik niet had vermeden dat er geschoten moest worden. Ja broer, ik denk dat om mijn leven te redden maar beter gedeserteerd was. Nu rest me alleen nog mijn eer. Verdedig die mee, wil je? Zeg dat mijn laatste woorden waren: “Ik ben geen Duitser, maar een Fransman”. (blz.36). De dag erna zou hij, ’s morgens om 7u aan de executiepaal geblinddoekt, worden doodgeschoten door zijn eigen kameraden. Waarna de aanwezige soldaten van zijn regiment moesten marcheren voor de lijken als afschrikmethode.

Edouard Fuzier

In een volgende deel van de historische roman schetst de auteur de zoektocht van Edouard Fuzier, de vader van de geëxecuteerde Albert Fuzier. Het is een echte odyssee geworden. Hij bezoekt kolonel Bourgeon, advocaat Lafloque, de ouders van Eloi Fabre, het lief van Eloi Lucie waarmee hij trouwplannen had, en een bezoek aan de gedeserteerde Miquel. Het zijn aandoenlijke brieven van en naar een getormenteerde vader, die ervaart hoe zijn zoon vermoord werd en er geen gerechtigheid is geschied. Hij had er alles voor over om gerechtigheid te doen geschieden voor zijn zoon Albert. Edouard was een slager in het stadje Brusque. Edouard verkocht zijn slagerij en verhuisde naar Parijs. “Parijs is nu eenmaal de beste plaats om voor hem te vechten”.  Edouard heeft contacten gelegd en adressen opgezocht van alle mannen van het 163e regiment waartoe zijn zoon behoorde. Hij kreeg brieven van soldaten die met Albert in de loopgraven zaten en gevochten hadden: Olivier Martin, Etienne Dubessy. brief deed hem de keel toeknijpen als Dubessy schrijft: “Vrijdag de 27e  augustus moet ik om 4 uur ’s morgens een put maken om twee arme kameraden te begraven die bij het krieken van de dag om 7 uur zouden gefusilleerd worden. In de namiddag moest ik de putten opnieuw vullen. ’s Avonds moest ik weer op wacht in de loopgraven”.(foto) (blz. 88).

Fuzier bezocht de ouders van Eloi Fabre. E. Fuzier vroeg om medewerking voor eerherstel van hun zoon Eloi en zijn zoon Albert. Vader Fabre bleef afstandelijk, koppig. De moeder van Eloi luisterde aandachtig en welwillend maar toch antwoordde zij dat ze niet kon meewerken. Zij antwoordde Edouard Fuzier: “Mijnheer Fuzier, ik begrijp U en ik weet dat u gelijk hebt. Ik voel verontwaardiging in elk woord dat u zegt. Maar alstublieft, laat ons erbuiten. Wij doen niet mee, dat kunnen we niet. In naam van mijn familie vraag ik u ons niet betrekken. Wij zijn op, leeg. Wij willen onze oude dag hier blijven doorbrengen, en we willen hier sterven, hier in Aulas. Wat er hier ook gebeurd is, hoe men ons behandeld heeft, onze wereld heet Aulas, we ademen dit dorp. Dat gaan we echt niet in gevaar brengen. Onze Eloi wordt nog altijd uitgespuwd, nog altijd roepen jongeren: ‘Eloi was een verrader, een boche’. Maar het neemt af, het slijt. We willen dit niet in gevaar brengen. We willen hier blijven. De verwijten nemen we er maar bij. Het is tenslotte beter geworden toen onze andere zoon (Edmond) sneuvelde. Ja, dat is erg om te moeten zeggen. Maar het is de waarheid. We zijn geen helden. We gaan niet vechten tegen de grote heren uit Parijs. We steunen u en ik ben blij van u te horen dat Eloi geen verrader was.” (blz. 93). Hij bezocht de ouders van Eloi in augustus 1924. Zijn strijd voor eerherstel zou abrupt eindigen één jaar later, toen Edouard Fuzier stierf op 26 juli 1925, twee dagen nadat hij deserteur Miquel bezocht had. Zijn gevecht voor eerherstel van zijn zoon Albert Fuzier kwam zo ten einde.

Charles Peyre en Robert Grapin

Boeiend is ook het deel van de roman waarin deserteur Charles Peyre in 1929 in contact komt met Robert Grapin. Beiden leerden mekaar kennen in het krijgsgevangenkamp in Hammelburg– Duitsland. C. Peyre speelde er in het kamporkest en ’s avonds volgde hij lessen Franse taal en literatuur bij een zekere Robert Grapin. In 1929 was R. Grapin, na zijn vrijlating, professor Duits aan de universiteit van Parijs. Vele brieven worden uitgewisseld.  Er volgt een interessante correspondentie tussen de twee gewezen Franse krijgsgevangenen in Hammelburg. Heel wat thema’s komen aanbod. Zo brengt R. Grapin de tegenstelling tussen rechts en links te berde. “Journalisten en bekende auteurs beschrijven het frontleven als voortdurende haat en nijd van de soldaten-proletariërs versus de bourgeoiskaders en officieren. De breuklijn was er zeker, maar was niet altijd de belangrijkste…” Er wordt ook verwezen naar de vier jongens van het Flirey-front die werden terechtgesteld en in 1934 een nieuw proces kregen én eerherstel. Etienne Miquel, de deserteur sprak met zijn kleinkind Bernard. Tijdens dat gesprek verwees hij naar de grote rol die links Frankrijk had gespeeld in dat nieuwe proces èn eerherstel. “Dat kwam omdat ze nooit uit het nieuws zijn geweest. Het werd aangehaald als schoolvoorbeeld voor onnodige executies en kromme juridische rechtspraak. Het lot laten bepalen voor wie doodgeschoten moest worden, stel je voor. Omdat er enkele vakbondsmensen bij betrokken waren, werd die zaak politieke hard gespeeld.  Hun begrafenissen in hun geboortedorp- of -stad- dat moet in 1921-1922 gebeurd zijn- waren regelrechte manifestaties van links. Duizenden mensen kwamen erop af. Velen van hen met rode vlaggen (foto), maar allemaal bereid de Internationale te zingen. Er waren ook rechtse tegenbetogers die op hun beurt de Marseillaise begonnen te zingen.” Charles Peyre kon er niet mee leven dat zijn desertie tot de dood van zijn twee  kameraden had geleid. Daarenboven werd hij telkens ontslagen als zijn werkgever erop uit kwam dat hij een deserteur is geweest. R. Grapin probeert hem in zijn brieven aan Charles te bemoedigen en suggereert dat hij misschien een job voor hem kan versieren aan de universiteit in Parijs. De laatste brief voor de zelfmoord van Charles Peyre aan Robert Grapon  dateert van 27 oktober 1929. Diep ongelukkig over zijn verleden en zijn huidige toestand schrijft hij: “Waren we maar met ons vieren overgelopen. Dan hadden we krijgsgevangen geweest en nog in leven. Maar Albert en Eloi bleven. Ze bekochten het met de dood. Door mijn schuld…Ik had moeten sterven en die vermaledijde oorlog niet overleven…Die twee blijven aan mij kleven. Ze verdienden de kogel niet. Ik wel. Een deserteur moet de kogel krijgen. Die gaf men mij niet. Ik zal er zelf een gebruiken.”(blz.212)

Eerherstel

De auteur sluit zijn boek af onder het hoofdstuk “De lange tocht naar eerherstel”. Er vochten 8 miljoen Franse jongens. Er werden meer dan 4 miljoen verwond en 1,4 miljoen gedood. Dat zijn niet te vatten ongelofelijke cijfers. Wereldoorlog één was één slachterij in de viezigheid, modder en bommenkraters. Van hen werden er 668 geëxecuteerd door de eigen militairen. Onmiddellijk na de oorlog vroegen Franse ex-soldaten om de rehabilitatie van hun kameraden die onterecht veroordeeld werden door de krijgsraad.  Er werden wetsherzieningen gestemd. Burgerlijke rechtbanken weigerden vaak een herziening van de processen. De rehabilitatie was een steekspel geworden tussen politiek links en rechts, stelt de auteur. Er werden flagrante fouten rechtgezet, zoals de vier van Flirey. Van een algemeen eerherstel was geen sprake. Het dossier bleef actueel.

In 1988 pleitte de socialistische premier Lionel Jospin voor eerherstel. Om de processen opnieuw te bekijken waren er echter juridische stappen nodig. En dat gebeurde niet. In 2008 verklaarde president Nicolas Sarkozy in Verdun dat veel geëxecuteerden geen lafaards waren. Het waren jongens die tot het uiterste gevochten hadden, maar eenvoudig weg de kracht niet meer hadden om door te gaan. De Liga voor de Rechten van de Mens blijft ijveren voor een collectieve, onvoorwaardelijke rehabilitatie van de doodgeschoten soldaten door het eigen leger. Generaal Elrick Irastorza verklaarde in 2018, naar aanleiding van de 100-jarige herdenking van het einde van de Groote Oorlog dat als de “gemeente Aulas meent dat de naam van Eloi-Felix Fabre gegraveerd moet worden op het monument moet dat kunnen als daar een meerderheid voor is in de gemeenteraad. Het individueel en collectief geweten moet hierin de doorslag geven”.  Op 11 oktober 2018 stemde de gemeenteraad eenparig voor het graveren van de naam Eloi Fabre op het monument (zie foto, intro, net zoals zijn broer Edmond-Louis).

Het boek brengt met de briefwisseling tussen de verschillende direct betrokkenenen sobere, maar aandoenlijke getuigenissen over de afgrijselijke gevolgen van de oorlogswaanzin waarin zoals ergens in het boek gezegd een mensenleven weinig waard is. Deze ervaringen kunnen niet genoeg verteld, beschreven en herhaald worden. Misschien vinden Franse of Vlaamse filmers in het boek er inspiratie in voor een scenario. (Het doet me denken aan de ontroerende film over het leven van de Engelse schrijfster Vera Brittain tijdens de Eerste Wereldoorlog).

(*) Johan Van Duyse, (Stekene, °1953), “De verkeerde doden”, 236 blz., Willems Uitgevers, Noorderwijk, 2021. De auteur is gepassioneerd door de ‘Groote Oorlog’. In 2019 verscheen 1919, een jaar van (on)vrede (uitgeverij Aspekt) en Het dramatische jaar 1919. Johan van Duyse is stichtend lid van de Vrienden van het Flanders Fields Museum in Ieper, erkend gids en veel gevraagd spreker.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Over mij

    • Miel Dullaert
      °1948 Enkele stipmomenten… Kind en tiener Ik ben geboren in Merksem. Ik behoor tot wat men noemt, de babyboomgeneratie of de eerste
      Meer lezen...
  • Citaat

    De rijken worden rijker, de armen armer,
    daar komen fascisme en oorlog van
    (J. Kruithof,prof. Filosofie RUGent, 1929-2009)

  • Edward ELGAR, NIMROD

  • Tag cloud

  • Deel onze pagina op:

    © Copyright 2024 ‐ Miel Dullaert ‐ Alle rechten voorbehouden

    Disclaimer | Privacybeleid

    Webdesign by Eye