Philipp Blom schreef een klimaatboek onder de titel “Het grote wereldtoneel” (*). Het boek is een lichtvoetig geschreven betoog over de apocalyptische klimaat- en leefmilieubedreigingen die nu in volle ontwikkeling zijn (foto walvis bedreigde diersoort). De huidige taal en ideologie voldoet niet meer om die situatie te benoemen en te analyseren. Er is een nieuwe taal nodig, een groot ideologisch, politiek verhaal voor een toekomst die de mens op zijn plaats zet in de natuur.
Drie jaar geleden vertelde Philipp Blom in zijn boek “De opstand van de natuur” over de Kleine IJstijd die Europa teisterde in de tweede helft van de 16e eeuw tot het einde van de 17e eeuw (ca 1550-1700). Hij begint met deze periode in herinnering te brengen. De zogenaamde Kleine IJstijd inspireerde niet alleen schilders om de winter als onderwerp voor landschapstaferelen te ontdekken, maar veranderde ook het continent. Met strenge winters tot in de maand mei en verregende zomers deden er zich catastrofale oogsten, hongersnoden, epidemieën en sociale onlusten voor. De graanprijs schoot omhoog en veroorzaakte een vreselijke inflatie. Rivieren en zelfs havens aan de Middellandse Zee waren tot in de lente bevroren. De langzame catastrofe van de Kleine IJstijd werd toen door de mensen in beelden vertaald afkomstig uit de middeleeuwse wereld: ze werd gezien als een straf van God en die interpretatie bepaalde ook de reactie daarop. Er vonden boetediensten, processies en zelfkastijding plaats, duizenden heksen werden verbrand die de oogsten en het vee zouden behekst hebben. Langzaam verloor het oude verhaal van de goddelijke straf aan geloofwaardigheid. De laat feodale wereld van boeren en edelen en priesters werd geleidelijk een vroeg kapitalistisch landschap. Samenlevingen waren niet meer georganiseerd rond de burchten van de macht, maar rond markten in steden. Het vroeg kapitalisme was het nieuwe antwoord in die tijd. Wetenschappers zijn het niet eens over de oorzaak van die koude anderhalve eeuw, maar de gevolgen zijn nauwkeurig in kaart gebracht. In het boek hecht P. Blom veel belang aan de woorden, verhalen en beelden die in ons hoofd bepalen welke gedachten en gevoelens zich bij individuen ontwikkelen, welke vorm ze krijgen in bewegingen en organisaties, wat mensen kunnen denken en zich een toekomst voorstellen. Dus, als de realiteit en de taal die haar moet weergeven niet meer bij elkaar passen, dan moet de zoektocht naar een andere taal beginnen. Er begint een machtsstrijd tussen de verschillende interpretaties van de werkelijkheid. De slagvelden zijn uitgebreid: politiek, economie, onderwijs, media en pers, podia van theaters, bioscopen, sociale netwerken en verenigingen, websites, cafés, …
Omegafase
In zijn nieuwe essay stelt hij dat, wat toen lukte tijdens en na de Kleine IJstijd, vandaag met de huidige klimaatcrisis niet meer zal lukken, als we doorgaan zoals we vandaag bezig zijn, leidt dit ons in rechte lijn naar de ondergang.
Blom verwijst naar klimaatwetenschapper Hans Joachim Schellnhuber die dat de “omegafase” noemt (een begrip aan de economie ontleend). De omegafase is een fase van een extreme en catastrofale achteruitgang waarin het bedrijf dat in moeilijkheden is geraakt probeert zijn problemen tracht op te lossen door meer, sneller en radicaler van hetzelfde te doen door bijv. bezuinigen, innovatie, verlaging van de prijzen, reclame. Maar als de fout in het bedrijfsmodel zelf zit zal die omegafase de ondergang alsmaar versnellen en alles meesleuren wat er eigenlijk nog te redden valt. De protagonisten handelen en plannen in de veronderstelling dat het heden is zoals het eenmaal is, dat er geen echt alternatief bestaat en dat er daarom niks overblijft dan gewoon verder te doen, alleen met meer energie en vastberadenheid. Voor de auteur bestaat de ondergang erin dat een andere oplossing in de huidige taal met de huidige beelden en verhalen in het hoofd niet denkbaar is. Dan is het eenvoudiger gewoon door te doen en elk ander scenario af te doen als luchtfietserij of naïeve onzin. Wat voorafgaat is zowat de aanzet van waaruit de auteur verder gaat. In een tweede hoofdstuk heeft hij het over “de oorlog tegen de toekomst”. Dit is een uitspraak van een vriend wetenschapper die zich concentreert op rivierecologie en het behoud van natuurlijke leefgebieden en biosystemen. Zijn vriend stelt: “wij veroveren en bezetten een territorium en buiten het uit en verwoesten wat er is, en niemand houdt ons tegen. Want zij die het zouden moeten verdedigen zijn nog niet geboren. Wij voeren een oorlog tegen de toekomst”. De vriend is een man van getallen en bewijzen. En die geven hem gelijk. In dit hoofdstuk regent het getallen.
Sceptici
Maar ook gaat de auteur in op de sceptici over de klimaatramp. Hij erkent dat technologie en markten een ongekende levensstandaard hebben mogelijk gemaakt. Maar ook een eerder vertoonde schade en vernietiging met verwoestende ontginningen, monoculturen, pesticides, bodemafdekking, de vervuiling (o.m. plastic) van de oceanen (foto walvissen met uitsterven bedreigd). In Europa zijn al 60 procent van de gewervelde dieren en insecten verdwenen en dreigen duizenden soorten uit te sterven.
Inmiddels is een deel van de Westerse bevolking gaan inzien dat een dergelijke ontwikkeling problematisch is. Er moet iets gebeuren. Van overheidswege, iets wat gecommuniceerd kan worden, wat er goed uitziet en niemand pijn doet. Zo wordt alles een beetje smarter gemaakt, een beetje schoner, een beetje duurzamer, grote gebaren, internationale conferenties. Het is een tot in de details uitgewerkt pr-gebeuren. Anderen stellen dat de drijvende krachten in de wereld nu eenmaal innovatie en productiviteit zijn, de natuur mag geen rol spelen, het is een passieve opslagplaats voor materialen, grondstoffen. Ze zeggen vanuit die hoek, inderdaad het klimaat verandert, net als de economie. Maar dat alles binnen een natuurlijk kader. Het is voor de auteur een onderdeel van een beproefde strategie om de gevolgen van een zich versnellende en door de mensen veroorzaakte klimaatramp te loochenen.
Er zijn ook de tech-optimisten en de eeuwige profeten van de vooruitgang, die met statistieken wapperen en demonstreren dat er nog nooit zo’n lage kindersterfte, zo’n hoge levensverwachting, zo weinig oorlog, zo weinig geweld, zo weinig honger en extreme armoede is geweest als nu. Dat klopt ook. Statistisch gezien is dit de beste der werelden die er ooit geweest zijn. Maar, helpt het als al die ontwikkelingen een uitputting van hulpmiddelen en een verslechtering van de biosfeer vereisen die nu al ik-weet-niet-hoeveel miljoenen mensen hun gezondheid, hun manier van leven, hun geboortegrond en ook hun leven kosten? De optimistische techno visie luidt dat technologie, alternatieve energiebronnen en kunstmatige intelligentie greep zullen krijgen op de existentiële problemen. Maar deze technologische ontwikkelingen zullen te laat komen. Volgens de auteur zijn de vooruitzichten nu al apocalyptisch (de ijskappen verdwijnen nu, de permafrost ontdooit nu, bosbranden groter en meer dan ooit (foto bosbranden Siberië– Julia Petrenko-Greenpeace Rusland)
, overstromingen en droogtes verwoesten nu regio’. De digitale wereld waar de techno optimisten mee schermen is volgens P. Blom een idee “zonder voeten”. De digitale wereld berust op server farms die kobalt en rare ertsen vreten die ook ergens ontgonnen moeten worden. (red. de putsch tegen de linkse president Evo Morales in Bolivia wordt ook de “lithium” putsch genoemd). Het weer zal veranderen, het klimaat, de dieren- en planten soorten ook. De klimaatcatastrofe zal een immens effect op de politiek en de economie hebben. Miljoenen mensen zullen vluchten, er zal oorlog en geweld zijn om vruchtbare landbouwgrond, om water.
Liquid modernity
Eén van de handicaps vandaag is dat het kennen, laat staan ernaar handelen, van structuren en mogelijkheden moeilijker wordt in een tijd waarin waarheid, feiten (‘fake news’), instellingen, ideeën en allianties in toenemende mate vervagen en wegsmelten. De gestalte van de 21e eeuw stroomt door de vingers, ongrijpbaar. De auteur verwijst naar de Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman die het beeld van golven en kolken kiest om onze tijd te beschrijven. Het digitale, geglobaliseerde en door de ‘markt’ beheerste tijdperk als liquid modernity. De vloeibare beweging die alles wat vast is ondermijnt en al wat gegroeid is met zich meesleurt, kent geen doel, geen eindpunt, sleurt alles mee wat gegroeid is en kent alleen maar stroming en groei. Die energie stoot op haar grenzen. De mensheid heeft gewoon niet genoeg aarde voor zo’n vooruitgang. De middelen van drie of vier planeten zouden aangesproken moeten worden om alle mensen een leven volgens de westerse normen mogelijk te maken.
Ernstige en geïnformeerde mensen zien dat de status quo geen optie is. De klimaatramp kost nu al honderden miljarden, alleen al door mislukte oogsten, uitbetalingen door verzekeringen, de verstepping en overstromingen, de uitval van infrastructuur. P. Blom: “In tijden van ingrijpende veranderingen groeien nieuwe verhalen door de scheuren van het beton van de officiële waarheid, en worden sterker door onzekerheid. Aanvankelijk is het enkel intuïtie, een vaag gevoel. Lang beproefde systemen zakken door hun hoeven. Oude gevaren worden weer acuut, er komen nieuwe bij. Soms kan een verhaal zich pas vestigen als het oude verhaal voor ieders ogen tot een ruïne vervallen is. Vaak klampen hele generaties zich vast aan hun ruïnes. Ze blijven erin wonen en verzinnen hun eigen verhalen van verklaring en rechtvaardiging en houden de volgende generaties gegijzeld”. (blz. 111)
Geen enkel intelligent wezen gelooft nog dat het bestaande economische systeem en het consumptieniveau van onze tijd nog één of twee generaties kan worden voortgezet, een gedachte die rond 1900 of 1950 nog vanzelfsprekend zou zijn geweest. We vinden ons duidelijk op het einde van iets.
Op kortere termijn roept wat de auteur noemt: de geestbeving van COVID-19 de vraag op naar de almacht van de markt. Decennialang is de mensen die een alternatief zochten voor het suïcidale hyperkapitalisme dat de ontwikkelde wereld erop nahoudt, verteld dat zo’n alternatief niet bestaat, dat er geen betere manier is om de dingen te regelen, dat ze al in de beste van alle mogelijke werelden leven en dat het gerechtvaardigd is en noodzakelijk is om de markt alle vrijheid te geven, zelfs in de mate dat vitale diensten als onderwijs, gezondheidszorg, culturele instellingen en het justitieapparaat dienen te worden gezien als commerciële activiteiten waarmee winst moet gemaakt worden. Volgens de auteur is zowel de coronacrisis als de klimaatcrisis het gevolg van de snelle en massale inbreuk van de mens op natuurlijke systemen en habitats. De prijs die we betalen voor de vooruitgang is nu juist de ondermijning van de omstandigheden waarvan de mensheid en talloze andere soorten afhankelijk is om te overleven. Beide crises hebben dezelfde oorzaak- de mens- en beiden hebben éénzelfde uitweg, namelijk de systematische reductie van de destructieve en roofzuchtige impact van de mensheid op de planeet. Maar dat vraagt om een verandering van gevoelens en denkgewoonten die veel ouder zijn dan de Verlichting. De Bijbel beveelt Adam en Eva de aarde te onderwerpen en erover te heersen. Ze zijn per slot van rekening de kroon op de schepping, begiftigd met een onsterfelijke ziel en daarom verschillend van de rest van de natuur. De mensheid zit nu tegen de existentiële grens van die visie aan. Een snel groeiende technologie, een onverzadigbare honger naar grondstoffen en het angstaanjagend onvermogen om het afval te verwerken dat vooral rijke landen produceren, hebben het geheim van het succes van gisteren veranderd in een recept voor een langzame zelfmoord vandaag. (blz.138-139)
(*) Philipp Blom, “Het grote wereldtoneel”, over de kracht van de verbeelding in crisistijd, De Bezige Bij, 141 blz., 2020. P. Blom is Duits historicus, romanschrijver, vertaler en journalist. Hij studeerde in Wenen en Oxford en schrijft voor talrijke grote Britse, Duitse kranten en tijdschriften.