Het boek van prof. Patrick Deboosere (*) rekent af met de paniekzaaiers over ouder worden. Zoals de vergrijzing die onbetaalbaar zou zijn en dat we langer moeten werken. In Frankrijk komen reeds maanden tienduizenden mensen op straat tegen de neoliberale pensioenplannen van president E. Macron.
De titel van het boek “Lang leve de vergrijzing” wil de auteur zich afzetten tegen het sfeertje dat vanuit een rechts liberale hoek dag in dag uit wordt opgehangen als zou het moeilijke te betalen zijn, onbeheersbaar. Nochtans is de vergrijzing van de maatschappij één van de grootste succes story’s van de welvaartsstaten. Tussen 1850 en 2018 is de levensverwachting bij de geboorte in België verdubbeld. Van 40 jaar naar 81 jaar. Wat een ommezwaai voor de mensheid. Wat de auteur stoort is dat dit succesverhaal nu plots plat gewalst wordt onder agressieve neoliberale aanvallen. Die kostprijs- ideologie is de vertaling van het economisch denken en handelen, waarin het welzijn van de mens niet langer centraal staat. P. Deboosere: “Demografisch komt aan de bevolkingsexplosie stilaan een einde, maar tegelijk gaat de wereldbevolking vergrijzen. De wereldbevolking zal relatief minder kinderen tellen, meer volwassenen en meer ouderen. Het eindpunt van een demografische overgang die nauw verweven is met een beter leven voor heel veel mensen”.
Vergrijzing is toekomst
Het wordt stilaan duidelijk dat de exponentiële groei van de mensheid stilaan stopt. Vergrijzing is bijgevolg de toekomst van de mensheid. Wat we gerealiseerd hebben is een ongelofelijke transitie waarbij we een groot deel van de vroegtijdige sterfte hebben uitgeschakeld en waarbij we de meeste mensen kunnen garanderen dat ze oud zullen worden en hun kleinkinderen zullen zien opgroeien.” (pag. 22-23) Het terugdringen van vroegtijdige sterfte is vnl. te wijten aan sociale maatregelen op het vlak van hygiëne, het bannen van hongersnoden, de positieve evolutie in de woon- en werkomstandigheden. Het is de combinatie geweest van economische ontwikkeling gedreven door wetenschap en techniek, en een permanente sociale strijd om iedereen te laten delen in de vooruitgang die ervoor gezorgd heeft dat de moderne welvaartsstaten hebben bijgedragen tot een langere levensverwachting en een betere gezondheid. Het kapitalisme in de beginjaren heeft een hoge tol geëist. De levensverwachting ging in de 19e eeuw zelfs naar beneden in België. Een hogere levensverwachting met minder (vroegtijdige) sterften is voor de auteur vooral een collectief proces. Bijvoorbeeld in de VSA is sociale ongelijkheid in de toegang tot de gezondheidszorg een reden voor een lagere levensverwachting. Ondanks het feit dat de VS het hoogste gezondheidsbudget ter wereld heeft – 17% van het bbp- bijna twee keer hoger dan in België, sterven er meer mensen vroegtijdig dan in vele andere geïndustrialiseerde landen.
De auteur gaat natuurlijk in op het actuele debat over pensioenen en sociale zekerheid. Hij stelt vast dat er een confrontatie is van fundamenteel verschillende wereldvisies en van tegengestelde belangen. Hij gaat in op langer werken en het pensioen met punten (waartegen in Frankrijk al maanden massaal verzet is). Iedereen is het over eens dat het aantal 65-plussers groter is dan in het verleden en dat die groep nog verder zal aangroeien. Mathematisch volgt hieruit dat we meer geld zullen moeten besteden aan pensioenen. Vanuit die vaststelling kun je twee tegengestelde trajecten volgen. Het ene is de simpelste oplossing: je verhoogt de pensioenleeftijd. Theoretisch is dit dubbele winst. Werkenden dragen langer bij tot de financiering en het aantal jaren afhankelijkheid als gepensioneerde wordt met evenveel tijd ingekort. Dit is het soort antwoord dat je terugvindt in de denktank Itinera, het kiesprogramma van de N-VA of een arbeidseconoom als een Stijn Baert die zegt “Pensioenen aan de levensverwachting koppelen doet de kassa rinkelen”. In het andere traject vertrek je van de mens, de werkende mensen met hun gezondheid en beperkingen. Dan is het verhogen van de pensioenleeftijd geen optie, maar ga je kijken hoe de financiering van de pensioenen kan worden verzekerd. Je kunt het overheidsbudget in evenwicht houden door uitgaven te verschuiven. Denk aan de salariswagens die nu een groot budget opslorpen, of subsidies aan bedrijven die niet verantwoord zijn, of andere inkomsten zoals belasting op grote vermogens of een betere aanpak van de belastingen op multinationals. (blz. 90)
Kostprijs vergrijzing
In verband met de kostprijs van de vergrijzing verwijst de auteur naar het rapport van de Studiecommissie van de Vergrijzing die wordt voorgezeten door de sociaaldemocraat Frank Vandenbroucke. Ze werd opgericht in 2013 en leverde haar rapport af in 2014. Deze commissie komt tot de conclusie na gedetailleerde berekeningen dat tegen 2060 of de komende veertig jaar, de meer uitgave voor de pensioenen met 4,2% van het bbp zou toenemen. Meer dan 4,2% is een behoorlijk bedrag. In 2014 bedroeg 4,2% ongeveer 17 miljard euro aan de uitgaven. Daar moet je aan toevoegen dat tegen 2060 dit bedrag nog zal toenemen. Maar anderzijds, en dat wordt door de neoliberale paniekzaaiers vergeten, is dat een jaarlijkse toename met slechts een fractie van die 4,2%. Bepalend is niet het aantal en de toename van de ouderen, maar de economische ontwikkeling met de productiviteitsstijgingen (nieuwe technologieën). De auteur vergelijkt dat bedrag met de taxshift of taxcut die de regering Michel heeft doorgevoerd. Die maatregel die zorgt voor de daling van de patronale bijdragen is de helft van het bedrag dat nodig is voor de groeiende vergrijzingskosten, zijnde 2% van het bbp. P. Deboosere: “Als je merkt dat de regering Michel in één pennentrek evenveel doet verdwijnen uit de staatskas als de helft van de vergrijzingskosten voor de komende veertig jaar, dan is het toch duidelijk dat de onbetaalbaarheid van de toekomstige pensioenen een totale mythe is”. De auteur geeft nog een ander voorbeeld. Prof. Paul De Grauwe van de London School of Economics berekende in 2014 dat een minimale belasting op vermogen boven 1 miljoen euro naar schatting 14 miljard euro zou kunnen opbrengen. Dat is meer dan 3 procent van het bbp. (blz. 113). Voor de auteur dragen de voorstellen voor langer werken en het pensioen met punten de neoliberale stempel. En dat niet van vandaag zegt hij. Over het pensioensysteem met punten heeft de auteur geen goed woord over. Hierin zit hij op dezelfde golflengte als de analyse van de vakbonden en de gele hesjes in Frankrijk die al maanden in actie zijn tegen het puntensysteem dat president Emmanuel Macron wil invoeren. Het zal vooral de jongere generatie zuur opbreken. De fundamentele reden om punten in te voeren ligt in de mogelijkheid om mechanismen in te bouwen die de wisselkoers tussen punten en euro’s kunnen aanpassen. Als de realiteit zou vastliggen hoef je geen punten in te voeren. Een systeem met punten dient zo rekening te kunnen houden met demografische evoluties als economische crisissen. Het systeem combineert onzekerheid over de toekomstige pensioenen afhankelijk van de grillen van de economie, samen met een systematische afbraak van de pensioenrechten.
Pensioendebat is neoliberale aanval
De pensioendiscussie moet volgens de auteur breder gezien worden. De pensioendiscussie is onderdeel van een bredere inzet: de strijd om de tijd. De pensioendiscussie moet gezien worden in het kader van de arbeidsflexibiliteit, van het beschikbaar maken van een (goedkope) arbeidsreserve. In de moderne economie, in het kapitalisme is de tijd de inzet geworden van een belangrijke strijd. In welke mate beschikken we over onze eigen tijd? Tijd is voor de strijd van de arbeidersbeweging altijd even belangrijk geweest als inkomen. De oorsprong van de 1 mei vieringen ligt in de strijd voor de achturendag. Het is onzinnig en inhumaan tijd af te nemen van mensen die ouder worden. Overigens zie je dezelfde krachten die ijveren voor de verhoging van de pensioenleeftijd, ook diegenen zijn die studeren (en zieken) naar de arbeidsmarkt willen dwingen. (blz.158)
Onder de fascistische militaire dictatuur in Chili o.l.v. Augusto Pinochet werd vanaf 1973 één van de eerste experimenten uitgevoerd van een geprivatiseerd neoliberaal pensioenstelsel. In 1980 werd het wettelijk pensioenstelsel afgeschaft en vervangen door een systeem van gedwongen individueel sparen bij private pensioenfondsen. De meeste Chilenen zijn zo verplicht verder te werken of in bittere armoede te overleven. (cfr. vandaag de revolte in Chili hiertegen). In de jaren 1980 van vorige eeuw werd onder VS- president Ronald Reagan de eerste aanval op de pensioenen gelanceerd en in naam van de “hogere levensverwachting” werd de pensioenleeftijd verhoogd. Voor P. Deboosere is het pensioendebat nauw verweven met het neoliberaal verhaal over de sociale zekerheid. Voor de auteur staan de neoliberale recepten haaks op de belangen van de grote meerderheid van de bevolking. Daarenboven is de ideologische grondslag van het neoliberalisme gebaseerd op een reeks valse of eenzijdige ideeën over het menselijk handelen. De verheerlijking van de individuele prestatie en het handelen uit eigen belang, van rijkdom verzamelen, desnoods ten koste van de andere (red.: én de natuur). Het is een soort denken dat corrumpeert tot op het bot. Rijkdom verzamelen is de graadmeter van succes. De uitzinnige bedragen die CEO’s naar huis dragen worden de maatstaf waar iedereen zich aan meet. Corruptie is van alle tijden, maar de neoliberale ideologie rechtvaardigt wat krom is. Zonder schroom werkt de draaideurpolitiek en bezette politici lucratieve zitjes als beheerders van publieke en private ondernemingen. En de ziekte heeft zich ook uitgebreid tot partijen die traditioneel de solidariteitsgedachte hoog in het vaandel dragen. Zolang je niet beseft dat het pensioendebat samenhangt met een bepaalde wereldvisie en economisch beleid, ga je mee met het verhaal dat een stijgende levensverwachting ons dwingt om langer te werken. De auteur toont met cijfers en argumenten aan dat niks minder waar is. Het boek van Patrick Deboosere is een aanrader, met een uitgebreide literatuurlijst. Het werk is een goed verlengstuk op het boek van Kim De Witte “De grote pensioenroof” (2018) en van “De strijd om tijd” (2018) van Olivier Pintelon.
(*)Patrick Deboosere, doceert demografie aan de VUB en is emeritus aan de ULB, ‘Lang leve de vergrijzing’(met medewerking van Marijke Persoons), 285 blz., Epo-uitgeverij- Berchem, 2018.