Begin december 2017 overleed Manu RUYS, op 93-jarige leeftijd (1924-2017). Hij was één van de meest invloedrijke Vlaamse perscommentatoren. Vanaf 1975-1989 was hij politiek hoofdredacteur van de katholiek- Vlaams gezinde krant De Standaard. Door zijn politieke commentaren was M. Ruys één van de belangrijkste stemmen in de opbouw van het Vlaamse natie- en staatsvormingsproces in de tweede helft van vorige eeuw.
Manu Ruys groeide op in een Antwerpse katholieke, Franstalige bourgeoisfamilie. Hij werd Vlaamsgezind aan het Franstalige jezuïetencollege in Antwerpen. Hij studeerde Germaanse talen aan de KULeuven. Hij werd in 1949 als jongeman parlementair redacteur voor de Katholiek- Vlaamsgezinde krant De Standaard. Het zal het begin betekenen van een lange loopbaan van politiek journalist- commentator. In 1975 werd hij politiek hoofdredacteur van De Standaard tot vlak voor zijn pensionering in 1989. In 2015 kreeg hij het Groot Ereteken van de Vlaamse Gemeenschap. Vandaag spreekt men vaak over woelige tijden. Maar in de naoorlogse periode bij het begin van Ruys’ loopbaan was het niet minder heftig: met de collaboratie en de naoorlogse repressie, het begin van de Koude Oorlog en de moord op de communistische leiders wereldwijd, maar ook in België met Julien Lahaut, de Konings- en Schoolkwestie, de dekolonisatiebeweging in Belgisch- Kongo dat een speelbal werd van de mondiale geopolitiek.
Pluralistische verzuiling versus neoliberaal eenheidsdenken
Manu Ruys was de exponent van wat pejoratief, de verzuilde pers werd genoemd. (In de categorie “Journalistiek” van deze blog hebben we een aantal beschouwingen daarover neergeschreven). Toch twee opmerkingen. De zogenaamde verzuilde pers was al met al een goede weerspiegeling van pluralisme in Vlaanderen, met grosso modo een liberaal, katholiek en socialistisch georiënteerde pers. Vanuit een bepaalde hoek werden vele karikaturen over de verzuilde pers de wereld ingezonden. Die pers zou slaafs de oekazes van het betrokken politiek establishment gevolgd hebben, er werd gezegd dat ze ideologisch betonnen oligarchische monolieten waren. Sommigen zullen zeggen dat het “vroeger altijd beter was”, wat niet zo is. Maar, men kan wel simpel vaststellen dat het pluralistisch denken van weleer vandaag is vervangen door het neoliberale eenheidsdenken. Waarvan we elke dag zien dat dit een zware hypotheek legt op de ontvoogding van het Vlaamse volk. In 1995 kreeg M. Ruys de Orde van de Leeuw. Hij maakte daar toen al zeer kritische bedenkingen over de toestanden in Vlaanderen: “Ik huiver voor een Vlaanderen dat vergiftigd zou worden door het egoïsme van parvenu’s en omhoog gevallen potentaten; voor een Vlaanderen waarin de machtigen erin slagen bestuurlijke onbekwaamheid en wanbeheer toe te dekken; voor een Vlaanderen waarin de wereld van de reclame de media volledig inpalmt en de commercie het vrije denken en het vrije woord zou versmachten. Die gevaren zijn niet denkbeeldig”. Jarenlang was de journalistieke inbreng van Manu Ruys in zijn editorialen inspirerend voor de Vlaamse en ook de Franstalige publieke opinie in het natie- en staatsvormend proces van Vlaanderen.
Er zijn naar aanleiding van zijn overlijden, heel wat commentaren geschreven over de rol en betekenis van de overleden Manu Ruys. In wat volgt leggen we enkele accenten van zijn politiek denken. We grijpen naar een paar van zijn geschriften.
Structurele zwakte van het Vlaams emancipatiestreven
Het boek “De Vlamingen, een volk in beweging, een natie in wording” (224 blz., lannoo, 1970) is in feite een standaardwerk geworden dat iedere bewuste Vlaming zou moeten gelezen hebben. Het boek verscheen in een tijd toen Vlaanderen niet langer het arme, bedeesde broertje was in België op economisch en politiek vlak. Met zijn essay bood hij de Vlamingen een prachtige, helder geschreven synthese aan van de grote lijnen van de geschiedenis der zuidelijke Nederlanden, de Vlaamse beweging en de actuele vragen in die jaren. Ook toen schreef hij in zijn boek een verhelderend stuk over de verhouding nationale beweging en arbeidersbeweging. “Was de evolutie naar een eigen nationaal bewustzijn en de drang naar zelfstandigheid een kleinburgerlijk fenomeen dat de arbeidersbeweging niet beroerde en niet beroeren kon? Het is beweerd, maar ten onrechte. De klemtoon van de actie lag wellicht op het rechttrekken van scheefgegroeide taalverhoudingen; het is ook niet betwistbaar, dat het verbalisme van sommige ideologen de arbeidersklasse niet aansprak. Maar ook in de tussenoorlogse periode vertoonde de Vlaamse beweging een sociale dimensie. Vlaamse en sociale eisen waren gekoppeld. Men had oog voor de samenhang economische macht en verfransingsdruk (red. nu verengelsing). In de christelijke arbeidersbeweging bestond een Vlaamse reflex, vooral bij de jongeren. Het is dus niet juist, dat de Vlaamse beweging in een uitsluitend burgerlijke context verliep. Zij vertoonde wel een overwegend katholiek beeld. En dat verklaart gedeeltelijk, waarom heel wat vrijzinnigen en socialisten niet konden meegaan. Dat heel wat katholieke Vlaamsgezinden, op economisch gebied, voor de corporatistische gedachten voelden, bevorderde eveneens de allergie van de socialisten voor de Vlaamse actie. Dat het niet tot een wederzijdse bevruchting kwam, was een element van structurele zwakte in de Vlaamse emancipatiestrijd”. Ook zag M. Ruys als katholieke intellectueel een ruimer plaatje (cfr. verder). Hij pleitte uitdrukkelijk voor een veelkleurig, pluralistisch lappendeken in Vlaanderen. In zijn boek stelt hij: “De Vlaamsgezinde ‘linkse’ opinie die na de tweede wereldoorlog soms zo kranig tot uiting kwam, o.m. in de groep van Het Pennoen, (red. o.l.v. Jan Olsen) is even nodig als het milieu van managers en economisten dat, meer dan politici, Vlaanderen prestige schenkt in de Nederlanden en Europa”.(blz.222). Als uitspraak van een man geboren en getogen in een katholiek, Vlaams establishment is dat interessant.
Vlaanderen- Nederland: confederaal samenwerken
Nadat hij zich als gepensioneerde had teruggetrokken in de goede zeelucht van Zeebrugge, en naar zijn eigen zeggen de Bühne voor de ‘balustrade’ had ingewisseld, bleef hij de evoluties van dichtbij volgen. Het resulteerde in 1996 op 72-jarige leeftijd in een essay “Achter de maskerade”. Het handelde over het politieke machtsspel in België. Het boek werd een groot succes. Velen drongen aan op een vervolg. Het werd in 1998 een nieuw , kort essay van 118 blz onder de titel “ Over de drempel van angst” (1998). Het was op twee na zijn laatste publicatie (‘Mijn levensverhaal’, 1999 en als Kongo-specialist: ‘Waarom Lumumba moest sterven’, 2000)
In het essay ‘Over de drempel van de angst’ heeft hij het ondermeer over de nieuwe evoluties in Europa. Volgens M. Ruys is gebleken dat de etnische, culturele en godsdienstige verscheidenheid die Europa steeds heeft gekleurd, niet zomaar kan worden uitgevlakt en genegeerd. Naast de Germaanse- Latijnse tweeledigheid is er de oud Slavische orthodoxie. Aan de grenzen woelt de islam met zijn vooruitgeschoven moslimgemeenschappen op de Balkan en met miljoenen geïmmigreerde nieuwkomers in de Unie zelf. Uit dat mozaïek zal Europa een nieuwe politieke en culturele synthese moeten filteren.
Op het vlak van de grote regionale entiteiten kan Vlaanderen een dynamische economische rol spelen in het West-Europese deltagebied (dat ook Rijsel en het Franse noorden, de Randstad Holland en Nordrhein-Westfalen omvat). De relatie tussen Nederland en Vlaanderen zal steeds belangrijker worden. Er is niet alleen de gemeenschappelijke taal. Ondanks een scheiding van vier eeuwen en de verschillen in levensstijl groeit op verschillende terreinen een opvallende convergentie. De staatkundige eenmaking van het hele Nederlandstalige gebied in Europa is volgens M. Ruys geen actuele opdracht. Het zou de pogingen tot toenadering die gaande is, stilleggen en wellicht doen omslaan in verkilling en afstandelijkheid. Best wordt gedacht aan de oprichting in etappes van structuren sui generis, waarmee Vlaanderen en Nederland gemeenschappelijke belangen behartigen en als ‘confederale’ bondgenoten optreden. Manu Ruys: “Er bestaat een Nederlandse cultuurnatie met gewestelijke varianten. De natie heeft behoefte aan samenhang om het imperialisme van de grotere cultuurnaties af te weren. Die samenhang bevorderen is voor alle Nederlandstaligen een kwestie van eigenbelang”.
Durf rebelleren!
We pikken er het hoofdstukje “Tegen de apartheid van de hebzucht” uit. Het is na lectuur een maatschappij kritisch stuk van een man die jarenlang zijn loopbaan uitbouwde in een krant van het in Vlaanderen sterk dominante katholieke establishment. Hij schetst en met een aantal forse maar weloverwogen borstelstrepen een tableau, zij het vrij moraliserend, waarin ook links flaminganten zich ten dele in kunnen herkennen. Hij neemt afstand zonder het te schrijven, van de vooral in liberale middens gekoesterde peptalk van “the duty to optimism”. M. Ruys zegt dat er wat knaagt aan de euforische, economische uitbundigheid.
Hij verwijst naar de automatiseringsprocessen in de bedrijfswereld die de “mensen genadeloos vervangt door machines die steeds zelfstandiger handelen”. Met zijn economische betekenis verdwijnt ook de sociale erkenning van de werknemer. Hij ziet dat in Vlaanderen de natuurlijke biotoop van de mens verandert. “Handel en nijverheid, agro-industrie en grootwarenhuizen, omzeilen moeiteloos, vaak met medeplichtigheid van politieke bestuurders, de wetgeving die het milieu moet beschermen. In de steden domineert een vastgoedmaffia, die de ziel van oude, levende volkswijken doodt”.
Hij vraagt zich af of dit, en nog veel meer, terechte kritiek is, als hij vaststelt dat de welstand vandaag veel groter is dan een halve eeuw geleden. De inkomsten liggen vijfmaal hoger dan in de jaren dertig van vorige eeuw. Echte armoede is zeldzaam. We werken steeds minder, eten iets gezonder, leven veel langer. Er is overheidsgeld voor onderwijs, gezondheidszorg, bejaardenopvang. Er zijn geen revolutionaire stromingen merkbaar. De massa ligt in de narcose van het vluchtige genieten. Betogingen van protesterende vakbonden of stakers zijn ludieke shows, zij ontsporen zelden in verbittering en verwoestende geweldpleging.
Toch lijkt de mens volgens M. Ruys, de prooi van toestanden waarin alles mag, als het maar winst oplevert. De mens dreigt het slachtoffer te worden van wilde economische concurrentieoorlogen, van een laisser- faire politiek, waarin de overheid buiten democratische controle om inspeelt op de belangen van megatrusts.
Het gevaar voor M. Ruys is dat onze maatschappij straks geen samenleving meer is. De staat houdt via het stelsel van sociale zekerheid de fictie van de solidariteit in stand. In werkelijkheid groeit de apartheid van de hebzucht. Er ontstaat gettovorming. De hulpbehoevenden en de armen schuilen in verpauperde buurten en de welgestelden verschansen zich in luxueuze stadstorens of riante voorsteden, waar privé bewakingsdiensten rovers en vandalen op afstand houden. De staat en de economie worden bestuurd door een klasse die mondiaal denkt. De aangroei van haar rijkdom en macht wordt bepaald door beslissingen die, op wereldomspannende internetsnelwegen, getroffen worden door lieden zonder enig ethisch besef (red. denk aan de film De Wolven van Wall Street). Het is geen toekomstbeeld, maar actualiteit. Manu Ruys besluit dit hoofdstukje: “De verandering kan, ondanks alles, vooruitgang betekenen. Op voorwaarde dat mensen durven rebelleren tegen oeverloze uitbuiting, hebzucht, en het junglerecht van de sterkste. Dat de mensen niet langer mee hollen in de waanzinnige rit naar steeds meer luxe en vertier. Dat zij met andere gelijkgezinden het gesprek zonder grenzen aangaan”.