Boek- De moord op Julien Lahaut

65 jaar hebben we moeten wachten op het onderzoek dat meer duidelijkheid brengt over het geheim van de moord op de communistische voorman Julien Lahaut in Seraing op 18 augustus 1950. Vanzelf ging het niet. Er was een resolutie nodig in de Senaat (2008) om een opdracht te geven tot wetenschappelijke studie uitgevoerd door het Federale Studiecentrum Oorlog en maatschappij (CEGESOMA). Het onderzoek is het bloedstollende verhaal van de collusie van het  anticommunistische Belgische nationalisme genesteld in  de staat (justitie, politie…), privé industrie en de kerk,  in de context van de Koude Oorlog van het België van 1950.Na vijf jaar presenteerden de historici Emmanuel Gérard, Widukind de Ridder en Francoise Muller  vorige maand de resultaten van een vijf jaar durende onderzoek naar de daders, hun netwerk en sponsors  en de sabotage van het  gerechtelijk onderzoek. Het was niet zomaar een politieke moord. De terreurdaad kaderde toen in een reeds op gang gekomen Koude Oorlog na het einde van de tweede wereldoorlog. Het is niet het eerste onderzoek naar de moord op Julien Lahaut. Dertig jaar eerder publiceerden in 1985 Rudi van Doorslaer en Etienne Verhoeyen een eerste boek onder de titel “De moord op Julien Lahaut, het communisme als binnenlandse vijand”.

Anticommunisme als antwoord op gewonnen prestige

Het  algemeen verspreid verhaal was dat nadat het communistisch Kamerlid Julien Lahaut bij de eedaflegging van prins Boudewijn in de verzamelde vergadering van Kamer en Senaat, ‘Vive la République’ geroepen had hij om die reden werd vermoord. Belgische nationalisten, meer bepaald fanatieke aanhangers van de afgetreden  Leopold III, zouden spontaan een moordcomplot hebben georganiseerd in Seraing, bij Luik, de woonplaats van Lahaut. In ware maffiastijl, na het aanbellen op een warme zomeravond, maakte het moordcommando Julie Lahaut af in de voordeur van zijn huis met vier kogels uit een pistool Colt kaliber.45 in aanwezigheid van zijn vrouw Géraldine Noel. Het ging om een afrekening onder communisten  zo ging een verhaaltje  dat onmiddellijk gelanceerd werd vanuit rechts. Volgens vermelde historici was de moord een poging tot politieke destabilisering van het woelige België eind jaren veertig en vijftig van vorige eeuw. De moord moest de zogenaamde nationale oplossing van de koningskwestie (prins Boudewijn op de troon) op de helling zetten en –na een  verwachte gewelddadige reactie van de communisten als antwoord op de moord – een rechts- autoritair regime aan de macht brengen.  Dat zou een politieke heksenjacht volgen om een eind te maken aan elke communistische,  syndicale of te linkse protestbeweging en afrekenen met de sterke democratische tendensen van de na- oorlog.

Het anti- communisme van de Belgisch nationalistische moordenaars sloot perfect aan bij de ambitie van de Amerikanen, en de door hen gecontroleerde organen (CIA, NAVO…) om het aan invloed en prestige  gewonnen communisme in  haar verzet tegen het nazisme(De CP als “partij van de gefusilleerden”) in West- Europa terug te dringen. Al in 1948 liepen de anticommunisten (het Belgisch Anticommunistisch Blok, BACB) – ook  aanwezig in Antwerpen – met plannen rond om communisten te vermoorden met als eerste op het lijstje de voorzitter Julien Lahaut, maar ook anderen zoals de communistische advocaat en gewezen minister de Luikenaar Jean Terfve en Frans Van den Branden, communistisch syndicalist in de Antwerpse haven. Tot 1950 bleef het In België rustig op het vlak van aanslagen tegen communisten. In Frankrijk grepen vanaf 1947 geregeld bomaanslagen plaats tegen communistische lokalen,  met als hoogtepunt een aanslag op Jean Duclos, kopstuk van de Franse CP. In juli werd een moordaanslag uitgevoerd tegen de Italiaanse partijleider Palmiro Togliatti, en een jaar later werd eveneens getracht  de Japanse communistische leider Kyuichi Tokuda te vermoorden. Alleen de aanslagen tegen de Argentijnse CP-leider Jorge Calvo en Julien Lahaut kenden een dodelijke afloop. We spreken dan nog niet over de communistenjacht in de VSA onder leiding van senator McCarthy. Gewelddadigheden tegen communisten in België begonnen in de periode van de volksraadpleging over koning Leopold III (maart 1950). Met de moord op J. Lahaut (18 augustus 1950) werd de Koude Oorlog warm in België. Daarna,  in 1951 met een bomaanslag  tegen de nationale zetel van de communisten in Brussel, het  inslaan van de ruiten van de lokalen van de federatie Brabant,  een aanslag met granaten op een feest van de vrouwenbeweging en een aanslag met granaten tijdens een communistische bijeenkomst in de Magdalenazaal in Brussel, en een bomaanslag op de drukkerij van De Rode Vaan. Er was ook de gewapende overval op straat op de vooraanstaande communistische militante Fredrika Stern in Brussel en diefstal van haar boekentas met partijdocumenten.

De hand- en spandiensten van kardinaal Van Roey

Niet voor niks wordt aan de spin in het web van anticommunistische netwerken vijftig bladzijden besteed met name aan Dhr. Andre Moyen. Deze uit het bosrijke  Luxemburg afkomstige militair contraspion was van alle markten thuis. In Parijs had hij contact met zijn Amerikaanse verbindingsman voor de CIA. Hij was een ultramontaans katholiek. In 1938 schreef Moyen een aantal artikelen  tegen het communisme na de oproep van de paus Pius XI in zijn encycliek Divini Redemptoris (maart 1937) over het “goddeloze communisme”. Trouwens de veiligheidsdiensten waren vergeven van dat soort katholieken die al sinds de 19e eeuw een kwaad oog hadden in de democratische evoluties en zeker in de christendemocratische en linkse arbeidersbeweging en later de communistische. Daarenboven konden zij op de hand- en spandiensten rekenen van de toen nog invloedrijke clerus met op kop kardinaal Jozef Van Roey en een hele trits pastoors en paters. Eén van de betrokkenen bij het moordcommando was een zekere “Adolphe” uit Halle, gekend als François Goossens. Hij was geheim agent voor de secretaris van kardinaal Jozef Van Roey, als onderdeel van de Belgische cel van de geheime dienst van het Vaticaan.

Jongeren werden gerekruteerd in de nauw met de clerus verbonden jeugdbeweging KAJ-JOC waaruit bijv. agent ‘Marc’ gerekruteerd werd. (red. In de KAJ-JOC van stichter- priester Jozef Cardijn was er  ook een tendens die niet meeging in het anticommunistische verhaal. Jozef Cardijn riep, in tegenstelling tot vele College- priesters jongeren  nooit op om op kruistocht te gaan tegen het ‘bolsjewisme’ aan het Russische  Oostfront. Jozef Cardijn stelde zich zeer  kritisch op tegenover boven vermelde encycliek die volgens hem alleen maar weerleggingen bevat van het communisme. Volgens Cardijn hebben Marx en het communisme de werkende bevolking een ‘goddelijke zending’ gegeven in de slogan “proletariërs aller landen verenigt U”. Hij abonneerde zich op Oost-Duitse tijdschriften en citeerde zelfs uit boeken van K. Marx).

Belangrijkste ontdekking van de historici in het nieuwe boek is dat het bewijs wordt geleverd dat  het netwerk van André Moyen gesponsord werd door de top van het Belgische grootkapitaal. De Société Générale was er rechtstreeks bij betrokken. De holding was ook bijna een staat in de staat en controleerde een flink deel van de Belgische economie toen. Tot in Congo, waar de uraniummijnen in handen van de Union Minière, een groot strategisch belang hadden voor de Amerikaanse productie van atoomwapens. Ze mochten dus niet in handen vallen van nationalistische bewegingen in Congo (Patrice Lumumba)  of  een links democratisch regime in België. In het boek brengen de onderzoekers concreet aan het licht dat het Belgische Anticommunistische Blok (BACB)  financiële steun kreeg van de holding Brufina, de financiële poot van de Bank van Brussel (nu ING). In die tijd steunde de Société Génerale en zijn Congolese filiaal Union Minière de BACB en gaf hen een lokaal in Brussel, in de Komediantenstraat(!). Het huis is vandaag de hoofdzetel van Umicore de nieuwe naam voor Union Minière. André Moyen richtte het netwerk Crocodile op in Congo. Voor de financiële steun kregen hun ondernemingen namenlijsten van communisten in hun bedrijf, en van Congolezen van ‘twijfelachtig allooi’. Het leest als een politiethriller.

Moord op Julien Lahaut of strategie van de spanning

Het onderzoekswerk stootte dus op het bestaan, van wat we noemen een zogenaamde Belgische “deep state” of Stay Behind of Gladio.  Het is een ondergrondse staat die optreedt buiten de democratische- en constitutionele orde die terreur en aanslagen niet schuwt als dat hen goed uitkomt. Voornamelijk mensen uit gerecht en magistratuur, het leger, en de top van de Belgische politiek en industrie samen met de veiligheidsdiensten bemannen deze ‘deep state’. Ze houden zich bezig met spionage, agitatie, mediacampagnes, paramilitaire acties, verdachtmakingen,’false flag’-operaties (acties onder de vlag van de vijand om hem te compromitteren,…), moordaanslagen,  het beschermen van deze operaties door de media en  de top van de politiek en gerecht. En dit in een internationale context van de Koude Oorlog van 1950.

Voor de Belgische nationalisten kwam er niet alleen het gevaar van de communisten maar ook van de Vlaams- nationalisten. In 1983 schreef journalist Louis De Lentdecker in een boekje “Requiem voor Leopold III” over de dynamitering van de eerste IJzertoren in 1946: ”Zeker is dat én tegen Lahaut en tegen de IJzertoren ‘gewerkt’ werd door technici die bij de voorbereiding, bij de uitvoering en na de aanslagen sterke bescherming genoten, dat de daders leden waren of geleid werden door gestructureerde groepen die, alle gerechtelijke onderzoeken ten spijt, zeker waren van discretie. En die de vraag doen stellen wie in België de baas was”.(cfr. De moord op Julien Lahaut, blz. 196, R. Van Doorslaer, E. Verhoeyen, 1985).

De moord op Julien Lahaut was geen gratuite moordaanslag. Het was een gerichte  provocatie in het kader van een strategie van de spanning. Met het doel “regime change” te bewerkstelligen in de richting van een rechts- autoritaire orde. Dat deze strategie van de spanning mislukte is in de eerste plaats te danken aan de wijsheid van de communisten om, na de moord op J. Lahaut, niet in de val te trappen en over te gaan tot gewelddadige wraakacties. En dit in de tweede plaats gecombineerd met het brede democratische draagvlak dat zich na de tweede oorlog aan het ontwikkelen was, inbegrepen democratische ontwikkelingen in het vlaams-nationalisme.

In die omgeving werd het patronaat onder invloed van het “rode gevaar” gedwongen tot een compromis met de arbeidersbeweging (wat resulteerde in de verplichte sociale zekerheid en de opbouw van de welvaartsstaat). Vandaag zien we in landen die de weg inslaan van een democratisch- sociale revolutie dezelfde mechanismen van de spanning toegepast worden. Het boek “Wie heeft Lahaut vermoord” is dus niet alleen een onderzoek naar een “cold case”. De historici slaagden waar justitie het 65 jaar liet afweten.

Miel Dullaert

(*) Wie heeft Lahaut vermoord?, de geheime koude oorlog in België,  Emmanuel Gerard (ed.), Widukind De Ridder, Francoise Muller, Davidsfonds uitgeverij, 335 blz., 2015.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Over mij

    • Miel Dullaert
      °1948 Enkele stipmomenten… Kind en tiener Ik ben geboren in Merksem. Ik behoor tot wat men noemt, de babyboomgeneratie of de eerste
      Meer lezen...
  • Citaat

    De utopie is de noodzakelijke droom,
    de realiteit de permanente uitdaging
    (D. Cohn Bendit, ex-politicus)

  • Edward ELGAR, NIMROD

  • Tag cloud

  • Deel onze pagina op:

    © Copyright 2024 ‐ Miel Dullaert ‐ Alle rechten voorbehouden

    Disclaimer | Privacybeleid

    Webdesign by Eye